31.10.2022 Parochie

Allerheiligen
1 November

Vieringen om 9:30 en 19:30

Door Plebaan Michel Hagen

"Wat wij zullen zijn is nog niet geopenbaard; maar wij weten dat wanneer het geopenbaard wordt wij aan Hem gelijk zullen zijn omdat wij Hem zullen zien zoals Hij is”
(1 Johannes 3, 2).

Gelijk zijn aan God

Wat bedoelt Johannes met deze zin, waar denkt hij aan: “Wij zullen aan Hem gelijk zijn, omdat wij hem zullen zien zoals Hij is”. Johannes, de theoloog en filosoof onder de evangelisten, gaat ervan uit dat alleen de gelijke de gelijke echt kan zien. Een dier kan een mens nooit zien zoals een mens werkelijk is omdat een dier niet de gelijke is van een mens. In zijn Evangelie schrijft Johannes: “Niemand heeft ooit God gezien; de Eniggeboren Zoon, die in de schoot des Vaders is, Hij heeft Hem doen kennen”. De Zoon ziet de Vader. Alleen de gelijke kan de gelijke zien. Wij zien de Vader niet, wij kunnen de Vader niet zien. Maar door Jezus, kunnen wij toch de Vader leren kennen. Omdat Jezus aan ons gelijk is geworden, kunnen wij gaandeweg aan Hem gelijk worden. Als wij Hem navolgen en zo zijn gelijke worden, zullen Jezus werkelijk kennen omdat we Hem zullen zien zoals Hij is. Dan zullen wij ook de Vader kennen en met Jezus Gods kinderen zijn, ja, we zullen God gelijkend zijn omdat zijn beeld in ons volmaakt is geworden. Dit mysterie gaat nog verder: “Wat wij zullen zijn is nog niet geopenbaard”. “Maar wij zullen aan Hem gelijk zijn”.

Zalig ...

Deze misschien wat ingewikkelde gedachte van Johannes wil ik met u delen vanwege het feest van Allerheiligen. Johannes sluit aan bij de zaligsprekingen uit het Evangelie. In zijn gedachte ligt het initiatief om ons te redden helemaal bij God. Dat zien we terug in de zaligsprekingen (Matteüs 5, 1-12). Niet wij zijn het die onszelf heilig maken. Niet wij zijn het die onszelf zalig prijzen; treurenden zullen getroost wórden, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid zullen verzadigd wórden. Wie troost hen dan? Wie verzadigt hen dan? Niet de wereld, die is juist de oorzaak van verdriet en van ongerechtigheid. Het gaat om de treurenden die hun heil van God verwachten; zij zullen getroost worden. Het zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; God zal hen verzadigen. Hoe? In zijn koninkrijk, waarvan we hier op aarde al de eerste contouren mogen zien en die we eens ten volle zullen bezitten in het eeuwige leven.

Geen doe-het-zelf-heiligheid

Dit alles heeft te maken met het feest van Allerheiligen. Al die bekende en onbekende heiligen hebben iets gemeenschappelijks. Ze hebben hun heil van God verwacht. Ze hebben hun heil niet verwacht van de wereld; niet van aardse hoogmoed en ijdelheid; niet van aards plezier; niet van aardse hardheid en eigenbelang; niet van aardse rechters; niet van aardse vergelding; niet van aardse dubbelzinnigheid en dubbelhartigheid; niet van aardse wapens met schijnvrede; niet van aards meewaaien met ongerechtigheid; niet van aardse halfslachtigheid waardoor mensen Jezus laten vallen. Daarvan hebben ze hun heil, hun geluk, hun leven, hun toekomst niet verwacht. Zij hebben hun heil verwacht van God en dat heeft hen rein gemaakt. Wij hebben ons heil niet in eigen hand. Wanneer we dat zouden proberen, dan waaien we mee met de wereld die haar eigen heil op haar eigen manier wil bewerken maar daardoor de ellende uiteindelijk steeds weer groter maakt.

Wel meewerken

De heiligen worden heilig omdat ze hun heil van God verwachten. Hoefden zij dan niets te doen? Integendeel, ze werkten harder dan anderen, sommigen leefden maar kort, ze doorstonden vermoeienissen en martelingen, ze maakten lange nachten met werk en gebed, leefden ver van huis en haard, van familie en vrienden. Toch verwachten ze hun heil niet van eigen inspanning en onthechting. Het was andersom; zij konden dit doen en ze deden dit omdat zij God aan het werk lieten. God kreeg de ruimte in hun hart.

Heilige zondaars

Alle heiligen zijn zondaars, alle heiligen hebben hun beperkingen en menselijke tekorten, alle heiligen hebben op momenten gefaald. Maar met hun zonden, hun beperkingen en hun falen gingen ze steeds weer naar Jezus, naar de Kerk, naar de sacramenten. Het is het verschil tussen Petrus en Judas. Omdat hij geen vertrouwen had in vergeving en verlossing verhing Judas zich. Petrus brak in tranen uit toen Jezus hem aankeek. Heiligheid bestaat bij de gratie van voortdurende bekering. Door de biecht, door de Eucharistie, door het gebed konden de heiligen standhouden en niet vervallen in moedeloosheid, in leegheid, frustratie en ongeloof, in verharding, bitterheid en hopeloosheid, in halsstarrigheid en blinde uitzichtloosheid. De heiligen zijn gewone mensen. We moeten oppassen hen niet tot supermensen te maken, tot helden die onbereikbaar hoog boven ons verheven zijn. Juist op het feest van Allerheiligen denken we aan gewone mensen, aan vaders en moeders, grootouders en jonge mensen, gewijd, religieus of leek. Maria is daarin een uitstekend voorbeeld. Zij bidt in haar lofzang: “Wonderbaar is het wat Hij mij deed, de machtige, groot is zijn Naam”.

Rommel van de wereld opruimen

Maria laat ons zien wat er kan gebeuren als we God de ruimte geven, als we God aan het werk laten in ons hart, in onze ziel, in ons leven. Als Hij werkelijk de ruimte krijgt, werkt Hij door tot in ons lichaam. Zo kon Maria uit kracht van Gods genade Gods Zoon ter wereld brengen. Zo kon Petrus zijn lichaam prijsgeven ondersteboven gekruisigd in Rome. Zo kon Paulus schipbreuk en slangenbeten doorstaan en overleven, omdat Gods kracht en genade hem overeind hield.

Heilig worden is niet moeilijk op zich. Het moeilijke is dat we zo sterk gehecht zijn aan deze wereld en aan de manieren, de methoden en de illusies van deze wereld. Daarom mogen we op dit hoogfeest aan de heiligen vragen om ons te helpen opruimen en loslaten, zodat God alle ruimte krijgt in ons leven en wij met Maria kunnen zeggen: “Wonderbaar is het wat Hij mij deed, de machtige, groot is zijn Naam”.


Plebaan Michel Hagen